Temperatuursensoren spelen een cruciale rol in de correcte registratie van het energieverbruik in verwarmings- en koelsystemen. Ze zorgen voor nauwkeurige energiefacturatie en helpen bij optimalisatie van het energieverbruik. Meer weten over de functie en het belang van temperatuursensoren en warmtemeters? Lees deze FAQ!
Een warmtemeter (thermische energiemeter) is een instrument voor het meten van de thermische energie die via een verwarmingscircuit aan een verbruiker wordt geleverd of aan een koelcircuit wordt onttrokken. De warmtemeter berekent de warmte-energie op basis van de volumestroom van het circulerende medium en het temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour. Het temperatuurverschil wordt bepaald met behulp van 2 temperatuursensoren — meestal weerstandsthermometers of digitale temperatuursensoren.
Verwarmingscircuit met temperatuursensoren voor warmtemeters in een flatgebouw met stadsverwarming
Thermische energie moet overal worden gemeten waar het moet worden gefactureerd. Dit geldt voor woongebouwen, gemeentelijke voorzieningen en industriële installaties. Met de stijgende energiekosten wordt facturering op basis van verbruik steeds belangrijker en in veel gevallen zelfs verlicht vanwege wettelijke vereisten.
De temperatuursensoren meten de temperatuur in de aanvoer en retour van het verwarmingscircuit. Het temperatuurverschil wordt gebruikt om de thermische energie te bepalen — deze moet zo nauwkeurig mogelijk worden bepaald. Als de uitgangssignalen van de twee temperatuursensoren te veel verschillen, leidt dit tot een onnauwkeurige berekening van de energieverbruikswaarden. De temperatuursensoren worden daarom gekoppeld in overeenstemming met EN 1434. Dit betekent dat er altijd 2 sensoren worden gecombineerd waarvan de uitgangssignalen slechts weinig van elkaar verschillen.
Meestal worden platina chip temperatuursensoren met nomiale waarden van 100 Ω (Pt100) en 1000 Ω (Pt1000) gebruikt. Pt500-sensoren worden echter ook gebruikt.
De temperatuursensoren voor warmtemeters zijn meestal ontworpen als plug-in sensoren. De diameter van de beschermbuis is meestal 5,0, 5,2 of 6,0 mm. Als alternatief zijn er temperatuursensoren met een aansluitkop. De specifieke vereisten en richtlijnen voor het ontwerp van temperatuursensoren voor warmtemeters staan beschreven in EN 1434-2.
Plug-in temperatuursensor voor warmtemeters
Temperatuursensor voor warmtemeters met aansluitkop
In de regel zijn temperatuursensoren met een vaste aansluitkabel vereist voor warmtemeters. De aansluitkabels van de twee temperatuursensoren van een uitwisselbaar paar met platina chip temperatuursensor, moeten dezelfde lengte hebben en mogen niet worden ingekort. Anders zouden de verschillende kabelweerstanden — vooral bij de tweedraads versie — tot een extra meet fout leiden.
De temperatuursensoren met aansluitkop hebben een aansluiting in de kop, waarbij de aansluitklemmen worden gebruikt om de verbinding met de temperatuursensor tot stand te brengen. De twee temperatuursensoren met platina chip temperatuursensor moeten door de klant worden aangesloten met verbindingskabels van hetzelfde type en dezelfde lengte.
Volgens EN 1434 zijn er maximale kabelengtes waarboven de weerstandsthermometers moeten worden aangesloten met vierdraadstechnologie.
Temperatuursensoren in warmtemeters moeten regelmatig worden vervangen en indien nodig gecontroleerd. Het uitschakelen van de systeemdruk is echter meestal niet mogelijk of te tijdrovend. Er zijn twee methoden om ervoor te zorgen dat het systeem drukdicht blijft terwijl de temperatuursensor wordt vervangen.
Als de meetlocatie is uitgerust met dompelbuizen, kunnen de temperatuursensoren hierin worden geïnstalleerd. Als de sensoren worden verwijderd, blijft het proces door de dompelbuis drukdicht, het medium komt niet in direct contact met de temperatuursensor. Door de dompelbuis reageert de meting met een vertraging, wat resulteert in een extra fout bij de warmtetoevoer. Om de temperaturen zo nauwkeurig mogelijk te meten, raden we aan om de sensoren rechtstreeks zonder dompelbuis te installeren.
Directe installatie van temperatuursensoren is mogelijk door het gebruik van kogelkranen volgens EN 1434. De kogelkranen hebben een M10 binnendraad waarin de temperatuursensoren worden geschroefd. De sensor bevindt zich dus in de kogelkraan en meet rechtstreeks in het medium. Als de kogelkraan gesloten is, is de temperatuursensor gescheiden van het proces. Hij kan worden verwijderd zonder het proces te openen.
Inschroefdompelbuizen: de schroef op de schroefhuls wordt gebruikt om de temperatuursensor vast te zetten. Door de opening in de schroef kan het meetpunt worden afgedicht.
Kogelkraan met ingebouwde temperratuursensor: de plug-in sensor kan ter plaatse worden gemonteerd met een M10 kunststof of messing schroefverbinding en in de kogelkraan worden geschroefd.
De volgende video demonstreert stap voor stap hoe je een temperatuursensor correct in de kogelkraan installeert. Zo weet je zeker dat de installatie op de juiste wijze wordt uitgevoerd en dat de sensor vervolgens betrouwbare meetwaarden levert.
In unserem neuesten Video erfahren Sie, warum der korrekte Einbau von Temperaturfühlern für Wärme- und Kältezähler entscheidend ist. Schließlich wirkt sich der Einbau auf die Messgenauigkeit und die Abrechnung der Energiekosten aus.
Wir erklären nicht nur den Unterschied zwischen symmetrischem und asymmetrischem Einbau sondern beleuchten auch häufig unterschätzte Effekte wie den Wärmeableitfehler. Erfahren Sie außerdem, welche Rolle Tauchhülsen spielen und wie sie die Messwerte beeinflussen. Zudem werden Sie wertvolle Tipps erhalten, um Messfehler zu minimieren und präzise, verlässliche Temperaturmessungen zu gewährleisten. Sichern Sie sich das nötige Wissen für die Praxis, womit Sie kostspielige Fehler vermeiden können.
Lassen Sie sich von JUMO unterstützen und klicken Sie auf das Video!
Om een nauwkeurige en betrouwbare meting van thermische energie te garanderen, moeten de temperatuursensoren regelmatig gecontroleerd worden in overeenstemming met de instructies van de fabrikant of nationale specificaties en indien nodig worden vervangen.
De sensoren moeten ook worden gecontroleerd bij inconsistente of onjuiste temperatuurmeting en na grote reparaties of wijzigingen aan het verwarming— of koelsysteem.
