In gas- en olietanks moet de temperatuur constant blijven en dus permanent worden bewaakt. Ruwe aardolie wordt vervoerd bij 50 °C, vloeibaar petroleumgas (LPG) onder druk (10 bar) bij kamertemperatuur en vloeibaar aardgas (LNG) bij ongeveer -160 °C. Om de interne tankdruk bij deze lage temperaturen te kunnen controleren, wordt het gas via verdampingsleidingen naar de druktransmitter verwarmd tot - 40 °C.
Procesgegevens | |
---|---|
Temperatuur ruwe olie | 50 °C |
Temperatuur vloeibaar petroleumgas (LPG) | 20°C bij 10 bar |
Temperatuur vloeibaar aardgas (LNG) | -161 tot -164°C |
Temperatuur vloeibaar aardgas (LNG) voor drukmeting | -40 °C |